Pedagogisch
De student onderzoekt kritisch-nieuwsgierig aan de hand van vragen, observaties en literatuur het fenomeen leren en betrekt dit op zichzelf, de leerling en het docentschap.
Inhoud
Wat is leren? Hoe leren we? (theorie) Hoe leren we? (praktijk) De zes rollen van de leraar Mijn eigen manier van leren onder de loep Conclusie
Wat is leren?
Leren is een mentaal proces waarbij als gevolg van leeractiviteiten een relatief stabiele gedragsveranderingen tot stand komt. 1. Mentaal proces – intern proces waarbij onder andere kennis en het vermogen om het leerproces te verbeteren worden gevormd.2. Leeractiviteiten – activiteit van de leerling waardoor hij of zij leert. Voorbeelden van dit soort activiteiten zijn: directe ervaring, sociale interactie, nadenken over en het verwerken van theorie.
3. Stabiele gedragsverandering – gevolg van innerlijke leerresultaten die we in het gedrag vaak terugzien. Transfer is hierbij een belangrijk begrip. Het houdt in dat naast de overdracht van kennis ook de nieuwe kennis toegepast kan worden in de daarvoor bestemde situaties.
Leeractiviteiten
- Leren door ervaring
Deze ervaring wordt opgedaan door te handelen of te doen.
- Leren door interactie
Hierbij gaat het om het uitwisselen van informatie met anderen. Dit kan door bijvoorbeeld vragen te stellen, maar samenwerking is ook een vorm van leren door interactie.
- Leren door reflectie
Ook wel: leren door actief over een onderwerp na te denken. Deze manier van leren kan in elke fase van het proces tot stand komen.
- Leren door verwerken van theorie
Dit kan de uitleg van de docent zijn of het maken van een samenvatting.
O nthouden
Dit is het eenvoudigste niveau van kennisverweving. Je moet simpelweg iets onthouden in het langetermijngeheugen. De hogere niveaus van kennisverwerving helpen de informatie vast te houden in dit geheugen.
B egrijpen
Het is van belang dat een leerling de stof ook begrijpt, anders wordt er niet gesproken over leren. je moet dus in eigen woorden kunnen vertellen wat de informatie inhoudt.
I ntegreren
Hiervan spreken we als nieuwe kennis gekoppeld is aan de al bestaande kennis. Het moet dus integreren met elkaar.
T oepassen
Dit verwerkingsniveau geeft aan dat de kennis gebruikt kan worden om problemen op te lossen. Een leerling moet de opgedane kennis kunnen gebruiken om toe te kunnen passen in (dagelijkse) situaties.
Hoe leren we? (theoretisch)
De werking van het geheugen
Gegeven kennis moet onthouden worden en daar hebben we het geheugen voor. Als docent zijnde is het van belang te weten hoe het geheugen werkt en hoe je de lesstof in het langetermijngeheugen van je leerlingen krijgt. Men onderscheidt drie soorten geheugen:
- Het zintuigelijk geheugen
- Het kortetermijngeheugen
- Het langetermijngeheugen
Het zintuigelijk geheugen
Het zintuigelijke geheugen is waar alle informatie binnenkomt. Hier moet het gefilterd worden en daarom wordt dit geheugen ook wel ‘de poortwachter genoemd’. Dit geheugen vergelijkt de net binnengekomen informatie met de al aanwezige kennis. Alleen de kennis die wordt herkent wordt opgeslagen in het kortetermijngeheugen. Als docent is het dus van belang dat je verder bouwt op al bestaande kennis, je moet inspelen op het inlevingsvermogen en het referentiekader van de leerlingen.
Het kortetermijngeheugen
Wanneer de informatie in het kortetermijngeheugen terechtkomt is het van belang dat het opgeslagen wordt in het langetermijngeheugen. Het kortetermijngeheugen wordt ook wel het werkgeheugen genoemd. Hier wordt al bestaande kennis in contact gelegd met de nieuwe informatie. Dit deel van het geheugen heeft echter een korte capaciteit betreft opslag. Zonder bewerking wordt alles niet langer dan dertig seconden vastgehouden. Als het wel bewerkt is, en dus gekoppeld kan worden aan al bestaande kennis, gaat de informatie door naar het langetermijngeheugen.
Het activeren van voorkennis is dus erg belangrijk, wil iemand iets kunnen leren. Daarnaast is herhaling een effectieve manier om kennis opgeslagen te houden in het langetermijngeheugen. Deze twee begrippen worden ook wel ‘herhaling’ en ‘codering’ genoemd.
Herhaling
Er zijn twee vormen van herhaling, namelijk onderhoudsherhaling en uitgewerkte herhaling. De eerste wordt gebruikt om informatie langer in het kortetermijngeheugen te houden, bijvoorbeeld een telefoonnummer of een bestelling die doorgegeven moet worden. Om te leren is echter uitgewerkte herhaling nodig. In dit proces wordt nieuwe kennis gekoppeld aan oude kennis en aangepast. De mnemonische techniek is één van de bekendste technieken die gepaard gaan met uitgewerkt herhalen. Dit zijn namelijk ezelsbruggetjes.
Het langetermijngeheugen
Wanneer de informatie is blijven hangen in het langetermijngeheugen is het van belang om te blijven herhalen en te blijven koppelen. Anders verzwakt de informatie en duurt het zoekproces alsmaar langer.
Hoe leren we? (praktijk)
Eén ding staat vast, het geheugen werkt bij iedereen ongeveer gelijk. Het blijft dus van belang dat we, als we leren, informatie in het langetermijngeheugen moeten krijgen. Voor een docent is deze informatie ook zeker van groot belang. Hoe kun je immers iemand iets leren zonder bekend te zijn met het proces? Herhaling en codering blijven dus ten alle tijden de twee code woorden voor het leren.
Toch zijn er veel meer factoren die meespelen bij hoe we leren. Op papier is het allemaal erg overzichtelijk en zwart wit, terwijl de praktijk een stuk gekleurder is. Zo kunnen een aantal factoren het leerproces belemmeren. Neem een leerling die net een familielid is verloren, deze zal niet geconcentreerd zijn. Of een leerling met een beperking, zoals dyslexie. Ook deze leerling heeft meer moeite met vlakken in het leerproces waardoor motivatie minder kan worden.
Daarnaast heb je nog het niveau. Het leerproces van een vmbo’er gaat over het algemeen net iets anders dat die van een vwo’er. Vmbo’ers leren graag door te doen en waarderen het gebruik van plaatjes en handelingen in de praktijk. Dingen visueel maken is dan erg belangrijk. Dit terwijl vwo’ers juist gericht zijn op de stof, het theoretische gedeelte van leren. Geen enkele manier is beter dan de ander, het zijn allemaal persoonlijke voorkeuren en daar dient ook rekening mee gehouden te worden in hoe we leren.
De zes rollen van de leraar
Het is erg belangrijk om jezelf, als aankomend leraar, de vraag te stellen: “Wie ben ik als docent?”
Een onderdeel daarvan zijn de zes rollen van de leraar. Naast je eigen identiteitsontwikkeling als docent zijn er namelijk ook standaard procedures die je kan volgen. De zes rollen van de leraar zijn hier een goed voorbeeld van.
1. De gastheer
Deze rol vervul je aan het begin van de les. Dit is het moment om persoonlijk contact te maken met je leerlingen. Leerlingen stellen dit vaak op prijs en dat zorgt voor een goede band. In deze situatie is alles dan ook nog vrij informeel. Een goede interactie tussen leraar en leerlingen leidt tot een betrokken leerling die vaak gemotiveerder is.
2. De presentator
Dit is het moment om de aandacht van de leerlingen te krijgen en deze ook vast te houden. Waar de vorige rol nog vrij informeel was, wordt deze nu omgezet in een formelere houding. Het is van belang dat de docent dit toont d.m.v. lichaamstaal. Het is erg belangrijk om zo snel mogelijk een techniek aan te wennen binnen deze rol. Leerlingen weten dan ook waar ze op kunnen rekenen en deze structuur is erg belangrijk voor leerlingen.
3. De didacticus
Hierbij vervul je de primaire rol van de leraar, namelijk het overbrengen van de lesstof. Als didacticus weet je hoe je leerlingen moet motiveren, hoe je bepaalde werkvormen kunt inzetten en hoe je een duidelijke instructie geeft. Je kan het leerproces van leerlingen sturen, zowel individueel als in groepsverband. Dit is de rol die het moeilijkst onder de knie te krijgen is. Zo zijn er verschillende factoren, zoals doelgroep, niveau en leerstof, die elke keer anders zijn en elke keer om een andere aanpak vragen.
4. De leercoach
In deze rol vervult de leraar eigenlijk alle vijf de overige rollen, maar dan met meer specificatie waar nodig. De leercoach is meer gefocust op de individuen om ze verder te helpen in het leerproces. De leercoach komt het meest aanbod als er individueel of in groepjes gewerkt wordt. Je biedt leerlingen extra hulp, waar nodig, en geeft ze een kapstok om op door te kunnen gaan.
5. De pedagoog
Als docent ben je verantwoordelijk voor een veilig leerklimaat. Dit kan je bereiken door je leerlingen positief te benaderen. Het corrigeren van ongewenst gedrag en duidelijke grenzen aangeven hoort bij deze rol. De pedagoog ben je de gehele les, er is geen vast moment, zoals bij de gastheer, dat deze rol uitgevoerd wordt. Orde houden is de lastigste taak die de pedagoog uit moet voeren. Orde kan het makkelijks behouden worden als je geïnvesteerd hebt in de drie voorgaande rollen. Op die manier ontstaat er namelijk wederzijds respect.
6. De afsluiter
Bij de laatste rol is het van groot belang dat er gereflecteerd gaat worden. De leraar zorgt er in deze fase voor dat de leerlingen positief en rustig het lokaal verlaten. In deze fase vat je de les samen en geef je een korte inlichting over wat de leerlingen voor de komende les kunnen verwachten. Deze structuur wordt vaak gewaardeerd door leerlingen. Het is belangrijk dat voor iedereen de les ook echt afgerond is.
De docent over de zes rollen
Vorig jaar heb ik een aantal interviews gedaan met docenten aan middelbare scholen. Deze interviews hadden betrekking op de zes rollen van de leraar. Uit de antwoorden die de docenten gaven kon ik opmaken dat deze manier van kijken naar het docentschap een prima handvat bood voor een beginnende leraar. Echter, ontwikkel je je al heel snel als docent en maak je al snel je eigen structuur duidelijk aan leerlingen. Tijdens het lesgeven ben je je niet bewust van de zogenaamde zes rollen.
Ik ben van mening dat de zes rollen van de leraar een goede beginsituatie maken voor een docent in zijn of haar eerste jaren als leraar. Het is een mooi streven, maar ik denk niet dat het in de praktijk zo tot stand komt.
Mijn eigen manier van leren onder de loep
Mijn manier van leren kent zeker nog een aantal ontwikkelingspunten. Zo ben ik de student die uitstelgedrag vertoont. Dit werkt niet altijd nadelig: ik presteer het beste onder druk. Toch lijkt het mij fijn om met minder stress te werk te kunnen gaan.
Om een kritische blik te werpen op mijn eigen manier van leren, pak ik de leerstijlen van Kolb erbij. Kolb zegt dat je mensen een leertaak op vier manieren op kunnen pakken: de doener, de dromer, de beslisser en de denker.
Ik beschouw mezelf meer als een combinatie van de denker er de dromer. Kenmerken die aan de dromer toegekend worden, en waar ik mezelf in terug kan vinden, zijn o.a. het snel verband kunnen leggen, leeft zich in, twijfelt waardoor beslissingen vaak traag genomen worden.
Ik denk dat een deel van mijn uitstelgedrag ook voortkomt uit het twijfelen. Ik kan een verslag vijftien keer opnieuw schrijven, omdat ik elke keer twijfel of het niet beter kan.
Verder geeft Kolb aan dat dromers fijner werken als ze dingen visueel gepresenteerd krijgen (dus met een voorbeeld), een positieve werksfeer hebben en uitdaging krijgen. Deze dingen sluiten, opnieuw, enorm aan bij mijn manier van leren. Ik ben erg gevoelig voor negativiteit en vind dat zeker geen prettige werksfeer. Ook voel ik mij zekerder als een opdracht gegeven wordt met een voorbeeld. Dit geeft mij een indicatie van wat er echt verwacht wordt.
Het lastige van al deze punten is dat je ze niet altijd in de hand hebt. Zeker in groepsverband kan het soms erg moeilijk zijn. Om toch goed te presteren leer ik bepaalde dingen los te laten.
Kolb beschrijft de denker als iemand die houdt van logica, analyseren, structuur en schema’s. In deze kenmerken herken ik mezelf ook. Ik heb structuur nodig in mijn manier van werken en hou niet van chaos. Ik analyseer dingen eerst voordat ik zomaar uitspraken doe, dat is namelijk voor iedereen fijner. Een ander aspect dat Kolb beschrijft is dat de denker graag leerstof alleen doorneemt. Ik ben iemand van het zelfstandig studeren. Ik vind colleges dan ook erg prettig: je bent dan zelf verantwoordelijk voor je eigen ding; er zijn geen onderbrekingen in de les en je moet vervolgens zelfstandig leren.
Mijn manier van leren is dan ook samenvatten. Ik vind het prettig om een grote tekst (= chaos) om te zetten in iets dat relevant is (= orde).
Conclusie Mijn kwaliteit ligt bij het ordenen. Het helpt mij individueel enorm dat ik netjes te werk ga. Dit zorgt voor minder stress en is bovendien binnen groepsverband ook prettig om mee samen te werken. Als ontwikkelpunt wil ik het twijfelen pakken. Als ik minder twijfel en eerder knopen doorhak gaat dit alleen maar in mijn voordeel werken.
Conclusie
Leerlingen begeleiden bij het leren blijft een lastige taak binnen het onderwijs. Zoals ik al eerder vertelde bestaat er een enorme diversiteit aan leermethodes die voor iedereen op een andere plaats in de voorkeurlijst staan. Klassen hebben tegenwoordig gemiddeld vijfentwintig leerlingen die allemaal om iets ander vragen. Toch wil ik als docent zo veel mogelijk leerlingen helpen waar dat mogelijk is. Zo wil ik graag uitleg geven op verschillende manieren, als iemand het de eerste en tweede keer niet begrijpt vraagt dit om een andere aanpak. Ik wil peilen hoe leerlingen het beste leren. Dit kan door middel van een enquête die in de eerste les gehouden wordt. Ik heb docenten gehad die het op deze manier aanpakte en dat werd als prettig ondervonden door zowel de leerlingen als de docent zelf.
Bij de motivatie voor het vak zelf, geschiedenis, is het belangrijk om in te spelen op wat leerlingen motivatie geeft. In mijn ogen is dat ‘kan ik er later iets mee in het leven?’. Het is dus van belang om de leerlingen in te laten zien dat geschiedenis zeker nut heeft. “De sleutel tot het heden is het verleden” is niet voor niets een bekende quote.
Ik denk dit alles te kunnen bereiken door een goede band met mijn aan te gaan. Op die manier creëer je wederzijds respect en dat is de basis voor alles. Als ik extra tijd steek in mijn leerlingen, willen zij dit ook andersom doen.
Maak jouw eigen website met JouwWeb